In het Heiligdom van de Israëlitische tabernakel
bevond zich de zevenarmig gouden kandelaar.
Zodra men in dit heiligdom binnen kwam viel het oog op deze kandelaar, omdat zij het enig licht verspreidende voorwerp was in deze ruimte.
De kandelaar was gemaakt van massief geslagen goud.
DE VORM VAN DE KANDELAAR
De kandelaar had een schacht in het midden, van waaruit aan elke zijde,
dus rechts en links, drie zij-armen kwamen.
Elke arm van de kandelaar bestond uit drie stel schaaltjes, knoppen en bloemen.
In totaal waren er zes armen, en elke arm had drie x drie amandelen.
Als wij de amandeldelen optellen, komen wij op zes (armen) x negen
(elke arm had drie x drie = negen) = 54 amandelen.
De schacht bestond uit vier stel amandelen, of vier x drie stuks, is twaalf amandelen.
De gehele kandelaar bestond dus uit 54 + 12 = 66 amandelen
Dit getal 66, vindt men terug in het aantal boeken waaruit de gehele Bijbel bestaat,
nl. 39 boeken van het Oude Testament, en 27 boeken van het Nieuwe Testament,totaal 66 boeken.
De Bijbel is als een gouden kandelaar, schijnend in het Heiligdom van het Koninkrijk Gods.
Wij zullen nu onderzoeken of wij in Matthéüs 13 deze kandelaar gedachte terug kunnen vinden.
Matthéüs 12 staat in het teken van de Deurgedachte,
en door deze Deur komen wij in het Heiligdom.
In dat Heiligdom zullen wij nagaan, hóé het vriendelijk licht van het Koninkrijk van God verspreidt moet worden over de ganse aarde.
Elke inwoner van het Koninkrijk Gods heeft als hoogste taak, om het goddelijke licht van de kandelaar
van Gods Woord in het Koninkrijk der Hemelen te verspreiden.
Over een wereld, die verzonken is in diepe duisternis, behoort ieder kind van God dat licht van het Koninkrijk uit te dragen.
De Here Jezus geeft in Matthéüs 13 een gouden les in gelijkenissen en voorbeelden.
Het is de moeite waard om dit aandachtig te onderzoeken en lering hieruit te putten.
MATTHÉÜS 13
Gelijk de gouden kandelaar een lichtdrager is van zeven lichtpunten, alzo tellen wij in
Matthéüs 13, zeven gelijkenissen over het Koninkrijk der Hemelen, gelijkenissen die hun licht als een zevenarmige kandelaar over deze wereld verspreiden.
Gelijk er aan de kandelaar een hoofdschacht is, alzo kunnen wij de eerste gelijkenis als een hoofdgelijkenis beschouwen
Hieronder de opstelling:
1e. Gelijkenis (van de Zaaier) =Hoofdgelijkenis als de Schacht van de kandelaar
2e Gelijkenis (van het onkruid) Gelijk de armen aan
3e Gelijkenis (van het mosterdzaad) de éne zijde van
4e Gelijkenis (van het zuurdesem) de kandelaar
5e Gelijkenis (van de verborgen schat) Gelijk de drie armen
6e Gelijkenis (van de parel) aan de ándere zijde
7e Gelijkenis (van het visnet) van de kandelaar.
HET WOORD GODS
Deze gelijkenissen vormen de uitvloeisels (consequenties) van het Woord Gods,
zoals ook de gouden kandelaar een beeld is van de Bijbel.
1. DE GELIJKENIS VAN DE ZAAIER is als de SCHACHT
te beschouwen van de gouden kandelaar. Matthéüs 13:1 -23
In Exodus 25:34 merken wij op, dat aan de schacht vier schaaltjes zijn met amandelnoten, knoppen
en bloemen, - alzo bestaat deze gelijkenis uit vier soorten van bodemgesteldheid, waarin de zaaier het zaad zaait.Aan de kandelaar zijn onverbrekelijk twee hoofdgedachten verbonden, nl. die van
a.LICHTVERSPREIDING, en b.VRUCHTDRAGEN.
De Zaaier, die het zaad zaait, is als een licht, want het zaad is het Woord dat uitgezaaid wordt.
Waarop de vruchtdracht van het uitgezaaide Woord zal volgen. Waar het in deze gelijkenis om gaat is:
a.Wáár wordt het zaad gezaaid ( dit is in welke gesteldheid v.h. hart het Woord ontvangen wordt),
b.Hóe het zaad zich ontwikkelen zal (dit is hóe het Woord vrucht draagt)
Wij zullen deze vier soorten van bodemgesteldheid waarin het zaad gezaaid wordt en hoe het zaad zich ontwikkelt, nader bekijken.
(vier soorten van gesteldheid van het hart, waarin het Woord Gods gezaaid wordt)
1e HET ZAAD DAT LANGS DE WEG VALT - DE VOGELS PIKKEN HET WEG,
met andere woorden:ONVRUCHTBAARHEID.
Het uitgezaaide Woord Gods, wordt hier aangehoord door mensen, die aan de levensweg staan
waar de levensindrukken elkaar snel opvolgen.Door deze indrukken van de dag
geven ze het Woord Gods geen gelegenheid om wortel te schieten in het hart.
Zij zijn mensen, die leven bij de indrukken van de dag en nimmer de dingen van het leven overpeinzen, mensen die het Woord Gods slechts voor een bekendmaking aannemen zoals een krant de berichten van de dag opdist, waar men niet langer bij blijft stilstaan. Ze komen niet tot meditatie over het Woord Gods.
Zij worden voortgedreven langs de levensweg in een zenuwachtige koortsachtige jacht naar gebeurtenissen.
Het gevolg hiervan is, dat: DE VOGELS HET ZAAD WEGPIKKEN!
Het zaad krijgt niet eens de tijd om te ontkiemen, m.a.w. het Woord krijgt geen tijd om wortel te kunnen schieten in het hart.
DE VOGELS- Deze worden in vers 19 betiteld als de "boze".
Ja, waarlijk, een hart als hier beschreven wordt voortgejaagd in de ONRUST VAN DE DUIVEL!
De Bijbel karakteriseert de satan als een persoon die de onrust zelf is. In Job 1:7 horen wij het antwoord
van de satan op de vraag des Heren van waar hij (de satan) gekomen is, en hij antwoord:
"van om te trekken op de aarde en van die te doorwandelen"……….
In deze zinsnede vangen wij de klank op van het zenuwachtige jagen der mensen,
die voortgedreven worden door een koortsachtige ijver naar schijngeluk.
Wanneer deze onrust het hart des mensen in beslag genomen heeft, zo is de mens niet in staat om zich bij het Woord Gods te bepalen. Een dergelijke onrust kan leiden tot volkomen gemoedsverwarring.
2e HET ZAAD VALT OP DE STEENACHTIGE PLAATSEN - HET WORDT DOOR DE ZON VERBRAND,
m.a.w. DE VRUCHTBAARHEID WORDT BELEMMERD DOOR VERDRUKKING IN HET VLEES.
Het uitgezaaide Woord van God wordt hier opgevangen door mensen, die op hun sentiment leven.
Zolang dit Woord slechts de lieflijke kant van het leven raakt, en men persoonlijk voordeel kan trekken uit dit Woord, zo is men verrukt bij het aanhoren daarvan…….
Het Woord Gods raakt hier slechts de oppervlakte, want er staat geschreven:
Het had niet veel aarde, en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had".
Doch wanneer de ZON DER VERDRUKKING EN VERVOLGING het geloofsplantje begint te steken en te pijnigen
en men om de wille van het Evangelie schade moet lijden, zo wordt men terstond geërgerd
en HET VLEES KAN DEZE VERDRUKKING NIET VERDRAGEN, HET STENEN HART, of liever HET VLESELIJKE HART KAN DEZE TOETS NIET DOORSTAAN……en weg is de oorspronkelijke vreugde.
Het geloof wordt dan vaarwel gezegd!………….
Wil het Woord Gods in zo'n geval tot vruchtdracht komen, zo moet de stenen ondergrond verpulverd worden, d.w.z. HET VLEES ZAL MOETEN WORDEN GEKRUISIGD.
3e HET ZAAD VALT IN DE DOORNEN - HET WORDT DOOR DE DOORNEN VERSTIKT, m.a.w. DE VRUCHTBAARHEID WORDT HIER BELEMMERD DOOR DE ZORGVULDIGHEID DES LEVENS en door RIJKDOM der WERELD.
Wereldse zorgen en rijkdommen worden hier vergeleken met doornen!……..
Doornen prikken en laten een pijnlijk gevoel achter. Het bezit van aardse rijkdommen geeft niet dát wat men ervan verwacht!
In de wereld verlangt men naar rijkdom en men denkt dat rijkdommen een atmosfeer van gemak en genoegen schenkt, maar men ziet niet de doornen en distelen die aan het bezit van aardse rijkdom verbonden is!
De Heer beziet de situatie van de mens zoveel beter dan wijzelf!
Vrede kunnen wij alleen dán bezitten, wanneer wij in Christus zijn; nooit is vrede gelegen in het bezit van aardse rijkdom, waarop wij ons hart gelegd hebben! Rijkdom behoort tot het domein der vergankelijkheid en vormt daarvan de doornen en distelen
wanneer wij onze hoop daarop gesteld zouden hebben. Wanneer het Woord Gods gezaaid wordt bij personen, die in de zorgen en rijkdommen der wereld leven, zo vormen deze zorgvuldigheden en rijkdommen
de verstikkende bodem voor de groei van het Woord Gods.
Men vraagt zich af, waarom het zaad uitgestrooid wordt op drie plaatsen die zo'n ongunstige bodemgesteldheid hebben,
nl. langs de weg, op steenachtige bodem en in de doornen!……..
2 Tim. 4:2geeft ons daarop het antwoord, nl. dat wij het Woord hebben te prediken "tijdig zowel als ontijdig",
d.w.z. zowel op geschikte als ongeschikte plaatsen, opdat een ieder de kans gegeven wordt om de geestelijke rijkdommen van Gods Woord te kunnen ontvangen.
Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf , vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
Wat de belemmeringen voor de vruchtbaarheid betreft, zien wij in de drie voorgaande gelijkenissen de drie voornaamste factoren daarvan, nl. DUIVEL - VLEES - WERELD
In deze drie is het mensdom gevangen het is in de greep van de boze! In deze drie is de mens verloren!
De mens hoeft niets te doen om verloren te gaan, hij is in deze drie (duivel, vlees en wereld) verloren!
Dáárom zendt de Heer Zijn Woord tot redding, opdat de mens door het geloof in Gods Zoon behouden zal worden.
Er is geen andere weg om behouden te worden! Men heeft te geloven in de Zoon van God, en Hem in het geloof te volgen, anders is men verloren!-------------
4e HET ZAAD VALT IN GOEDE AARDE EN HET BRENGT VOORT:
honderd - zestig - en dertigvoudige vrucht! GRADEN VAN VRUCHTBAARHEID.
Hier zien wij het zaad versterven en daarna vrucht dragen.
Hier is sprake van een kruisproces, men doet hier afstand van het eigen "IK", hier vindt overgave plaats!
OVERGAVE brengt de ziel tot wijding, bij ware wijding moet vrucht dragen volgen!---
God ziet in de eerst plaats naar het proces van vrucht dragen, hierna ziet God naar de factor van "meer" vrucht dragen, middels reiniging. Want onze Vader in de Hemelen wordt verheerlijkt, wanneer wij "veel" vrucht dragen
Johannes 15:1-8 Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.
2 Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage .
3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
4 Blijft in Mij, en Ik in u . Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.
5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht ; want zonder Mij kunt gij niets doen.
6 Zo iemand in Mij niet blijft , die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
7 Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.
8 Hierin is Mijn Vader verheerlijkt , dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn.
De "goede aarde" is een gesteldheid des harten, waar de menselijke wil zich wenst te onderwerpen
aan de goddelijke uitspraken en beloften van Gods Woord. "Buig onze wil naar de Uwe, o, Here!
De gelijkenis van de Zaaier is de grootste en schoonste gelijkenis van het Koninkrijk der Hemelen.
De Heer bedient Zich dikwijls van gelijkenissen en de reden waarom Hij dit doet,
lezen wij in Matthéüs 13: 10-17 En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?
11 Hij antwoordde hun en zei: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven.
12 Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
13 Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen.
14 En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan,
en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15 want het hart van dit volk is vet geworden,
en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen,en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen.
16 Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen .
17 Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet,
en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.
HET DOEL DER GELIJKENISSEN
Het doel der gelijkenissen was, om velen die het niet gegeven was,
de Verborgenheden van het Koninkrijk der Hemelen te doen verstaan.
Opdat de Verborgenheden voor allen begrijpelijk zouden zijn.
De Heer predikte, leerde, verrichtte wonderen, maar nochtans geloofden velen niet in Hem.
Daarom ging de Heer over tot het onderricht in gelijkenissen, waarbij Hij met de meest eenvoudige
en treffende alledaagse voorbeelden hun gezicht en verstand zou kunnen openen,
opdat zij zouden verstaan en opmerken, dat de hele natuur waarin de mens zich beweegt, haar bestemming heeft in het vrucht dragen.
Om door vrucht dragen de majesteit van God te toon te spreiden!
Deze allergrootste eenvoud in de leer die in de gelijkenissen tot ons komt, heeft geen ander doel dan ons te doen verstaan
en ons te brengen tot de kennis van de Zoon des Mensen.
De gelijkenissen in de natuur, is de taal van de Schepper van Hemel en aarde,
want in de natuur heeft Hij eigenschappen en beelden gelegd, die een afschaduwing vormen van Zijn verheven eigenschappen en die van het Koninkrijk der Hemelen.
De grootste eenvoud in de gelijkenissen heeft tot doel om de grootst mogelijke openbaringen van het Koninkrijk Gods ons bekend te maken!
Welk een wijsheid en kennis!
God vraagt van Zijn volk een gehoor, dat weet te horen nar het Woord van God, een paar ogen die weten op te merken de heerlijkheid van Zijn persoonlijkheid.
Wanneer wij dit niet hebben, en wij de eenvoudige taal van de eenvoudige gebeurtenissen
die dagelijks om ons heen gebeuren niet begrijpen en niet in het licht van Gods bestaan willen zien,
zo is ons hart vet geworden en zijn wij overwonnen door het vlees!
Onze ogen en oren moeten worden gebracht tot de allerhoogste openbaring,
nl. tot de levende Christus der Schriften.Want waarlijk, dit is de meest wonderlijke openbaring, wanneer wij Hém aangenomen hebben als de Zoon van de levende God en tot aanschouwing van Zijn Persoon zijn gekomen!
Waarlijk, vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat wij zien en zij hebben het niet gezien
en ze hebben begeerd te horen wat wij horen en zij hebben het niet gehoord!!!!